Wie schön leuchtet der Morgenstern
voll Gnad und Wahrheit von dem Herrn,
du süße Wurzel Jesse.
Du Sohn Davids aus Jakobs Stamm,
mein König und mein Bräutigam,
hast mir mein Herz besessen;
lieblich, freundlich,
schön und herrlich,
groß und ehrlich,
reich an Gaben,
hoch und sehr prächtig erhaben. |
Hoe prachtig straalt de morgenster,
vol van de genade en de waarheid van de Heer,
de zoete wortel van Isaï!
O zoon van David uit de stam van Jacob,
mijn koning en mijn bruidegom,
u hebt mijn hart in bezit genomen,
liefelijk, vriendelijk,
schoon en heerlijk,
groot en eerlijk,
rijk aan gaven,
hoog en schitterend verheven. |